Search

Kennissessie in Noordlaren voor inwoners van het nationaal park Drentsche Aa (onderdeel programma Energietransitie Drenthsche Aa) met lezingen over duurzaam erfgoed in het algemeen (Maarten Vieveen, Hanzehogeschool Groningen) en warmtepompen in monumenten (Jelte Sikkema, Drents EnergieLoket). Het tweede deel van het programma bestond uit workshops onder leiding van studenten Mark Schutrups (over biobased isoleren) en Eline Posthuma (over zonnepanelen) van de Hanzehogeschool Groningen).

Een vraag vanuit Zuid-Afrika leidde tot de ontdekking van ir. J.E. Ferguson (1900-1982) en haar bijzondere loopbaan. Zij was een van de eerste professionele architectes in Nederland, maar haar werk is vrijwel onbekend. Samen met haar derde echtgenoot had zij een eigen bureau in achtereenvolgens Johannesburg en Salisbury (nu Harare). In 1961 verhuisden beiden naar Camberley (Surrey) om daar definitief in een theosofische gemeenschap te gaan wonen. Wie was deze Ferguson, wat heeft zij zoal gebouwd en waardoor werden haar denken en doen beïnvloed? Bij wijze van kennismaking biedt deze bijdrage een globale schets van leven en werk van een daadwerkelijk internationale vrouw in de bouw.

Een vraag vanuit Zuid-Afrika leidde tot de ontdekking van ir. J.E. Ferguson (1900-1982) en haar bijzondere loopbaan. Zij was een van de eerste professionele architectes in Nederland, maar haar werk is vrijwel onbekend. Samen met haar derde echtgenoot had zij een eigen bureau in achtereenvolgens Johannesburg en Salisbury (nu Harare). In 1961 verhuisden beiden naar Camberley (Surrey) om daar definitief in een theosofische gemeenschap te gaan wonen. Wie was deze Ferguson, wat heeft zij zoal gebouwd en waardoor werden haar denken en doen beïnvloed? Bij wijze van kennismaking biedt deze bijdrage een globale schets van leven en werk van een daadwerkelijk internationale vrouw in de bouw.

The outcome of a series of tests performed on as-built and strengthened timber-joist cavity-wall specimens at Building was presented.

In Nederlandse kantoren is gemiddeld 40% van de werkplekken onbezet. Innovaties hebben er toe geleid dat het mogelijk is om bezettingsdata van kantoren te combineren met gebouwbeheersystemen, om de temperatuur, luchtkwaliteit en verlichtingsniveaus te regelen. Systemen voor bepaalde ruimten kunnen in- en uitgeschakeld worden, gebaseerd op bezettingsdata. Met office hoteling kunnen gebouwbeheerders de gebruikers naar een specifieke locatie in het gebouw sturen en gebouwdelen afsluiten. Uit simulaties is gebleken dat het primaire energieverbruik daarmee tot 38% gereduceerd kan worden.

We hosted a working visit of the CDA representatives in the provincial government.

Innovatieplan voor verduurzaming van de energievoorziening in bestaande woonwijken

Innovatieplan voor verduurzaming van de energievoorziening in bestaande woonwijken

An introduction for the students in IWP EDRiT on transitions and liveability.

Evening presentation to the Academy of Architecture MSc students at Hanze

Onze aanwezigheid in gebouwen is vaak zo vanzelfsprekend dat we ons niet meer bewust lijken te zijn van de ruimte waarin we werken en leven. Maar hoe werkt dat eigenlijk? Wat ís de invloed van gebouwen op mensen? Hoe is die invloed positief te duiden? En hoe betrekken we eindgebruikers erbij? Mark Mobach neemt ons mee op een zoektocht naar eigenschappen van de gebouwde omgeving (gebouw, inrichting, techniek) die bepalend zijn bij een positieve invloed op de mens. Zijn aanpak is steeds multidisciplinair, en altijd met een scherpe blik voor cross-overs.

Workshop. Betere kantoren - en zelfs steden - die gezond gedrag stimuleren, betere zorggebouwen die stress reduceren, maar ook gevangenissen en stations die beter passen bij de behoeften van de samenleving. Leer hoe je samen betere ruimte en dienstverlening bedenkt.

Inleiding bij Innovatiewerkplaats EDRiT voor studenten die hun afstudeer onderzoek hier verrichten gekoppeld aan het thema leefbaarheid

Milieuprestatie als uitgangspunt om de circulariteit in de bouwsector te bepalen. In Nederland werken de overheid en het bedrijfsleven samen aan een circulaire economie, gericht op het hergebruik van producten en grondstoffen. De bouwsector kan een belangrijke bijdrage leveren aan een circulaire economie. Op dit moment wordt in de bouwsector een methode gebruikt om de zogeheten milieuprestatie van bouwwerken in de grond-, weg- en waterbouw (gebouwen, bruggen, viaducten en dergelijke) te meten. Dat houdt in dat gemeten wordt welke effecten die bouwmaterialen of gebouwen op het milieu hebben. Deze milieuprestatie wordt onder andere gebruikt als criterium bij aanbestedingen in de bouw. Het RIVM heeft onderzocht welke aanpassingen nodig zijn om de huidige meetmethode om de milieuprestatie te bepalen meer te laten bijdragen aan een circulaire economie. Dit onderzoek is uitgevoerd in verband met het Rijksbrede programma Circulaire Economie 'Nederland circulair in 2050'. Het is belangrijk om al bij het ontwerp na te denken over hoe grondstoffen en bouwmaterialen beter hergebruikt of gerecycled kunnen worden. Volgens experts is de huidige methode onvoldoende geschikt om circulaire ontwerpstrategieën in de bouw te realiseren. Om de methode te verbeteren is het van belang is om op een juiste manier in te schatten of nieuwe technieken de beloofde voordelen echt waar kunnen maken. Het gaat dan om technieken in het ontwerp van een bouwwerk, maar ook over de manier waarop wordt gesloopt en het materiaal daarna wordt hergebruikt. Verder wordt aanbevolen aan te sluiten bij huidige methodologische vernieuwingen op dit gebied. Een verbeterde methode om de milieuprestatie te berekenen maakt het mogelijk om beter te kunnen afwegen welke ontwerpen en technieken nodig zijn om hergebruik en recycling te optimaliseren.

Milieuprestatie als uitgangspunt om de circulariteit in de bouwsector te bepalen. In Nederland werken de overheid en het bedrijfsleven samen aan een circulaire economie, gericht op het hergebruik van producten en grondstoffen. De bouwsector kan een belangrijke bijdrage leveren aan een circulaire economie. Op dit moment wordt in de bouwsector een methode gebruikt om de zogeheten milieuprestatie van bouwwerken in de grond-, weg- en waterbouw (gebouwen, bruggen, viaducten en dergelijke) te meten. Dat houdt in dat gemeten wordt welke effecten die bouwmaterialen of gebouwen op het milieu hebben. Deze milieuprestatie wordt onder andere gebruikt als criterium bij aanbestedingen in de bouw. Het RIVM heeft onderzocht welke aanpassingen nodig zijn om de huidige meetmethode om de milieuprestatie te bepalen meer te laten bijdragen aan een circulaire economie. Dit onderzoek is uitgevoerd in verband met het Rijksbrede programma Circulaire Economie 'Nederland circulair in 2050'. Het is belangrijk om al bij het ontwerp na te denken over hoe grondstoffen en bouwmaterialen beter hergebruikt of gerecycled kunnen worden. Volgens experts is de huidige methode onvoldoende geschikt om circulaire ontwerpstrategieën in de bouw te realiseren. Om de methode te verbeteren is het van belang is om op een juiste manier in te schatten of nieuwe technieken de beloofde voordelen echt waar kunnen maken. Het gaat dan om technieken in het ontwerp van een bouwwerk, maar ook over de manier waarop wordt gesloopt en het materiaal daarna wordt hergebruikt. Verder wordt aanbevolen aan te sluiten bij huidige methodologische vernieuwingen op dit gebied. Een verbeterde methode om de milieuprestatie te berekenen maakt het mogelijk om beter te kunnen afwegen welke ontwerpen en technieken nodig zijn om hergebruik en recycling te optimaliseren.

Gastcollege bij de opleiding Built environment

A round table discussion on Ergonomics and Design for All took place during an international meeting on ergonomics organized by the Dutch organization “Human Factors vereniging” in Amersfoort, NL in November 2016. This event was co-hosted by FEES-Federation of European Ergonomics Societies and CREE-Centre for Registration of European Ergonomists. The round table discussion consisted of various expert talks on different aspects of the Design for All concept ranging from applications in the built environment to the health care sector. The goal was to introduce the concept, provide an overview of European mandates and subsequent standardization approaches as well as delivering particular insights from research institutions. Both the speakers panel and the audience consisted of individuals from various countries. The international participation and the active discussion during the round table have shown that the work of the IEA TC Ergonomics in Design for All is seen as an important and valuable activity. The IEA international round table was a huge success. There is broad support for the aim of the TC to establish “Design for All” as a generally accepted and applied methodology in the process of designing for products, services and processes.

Voorafgaande aan een werkbezoek wordt met Nederlandse en buitenlandse studenten informatie gedeeld over hoe in Wagenborgen in co-creatie een dorpsvisie en een herinrichtingsplan voor een gebied tot stand is gekomen.

Presentation at University of Bologna on experimental/new techniques of seismic strengthening

In Nederlandse kantoren is gemiddeld 40% van de werkplekken onbezet. Innovaties hebben er toe geleid dat het mogelijk is om bezettingsdata van kantoren te combineren met gebouwbeheersystemen, om de temperatuur, luchtkwaliteit en verlichtingsniveaus te regelen. Systemen voor bepaalde ruimten kunnen in- en uitgeschakeld worden, gebaseerd op bezettingsdata. Met office hoteling kunnen gebouwbeheerders de gebruikers naar een specifieke locatie in het gebouw sturen en gebouwdelen afsluiten. Uit simulaties is gebleken dat het primaire energieverbruik daarmee tot 38% gereduceerd kan worden.

Once a year every TU Delft doctoral candidate meets with their supervisor(s) to formally discuss their performance and progress over the past year. The PhD candidate and supervisor(s) agree on goals and strategies for the coming year. The goal of this meeting with your supervisors is to reflect on your progress, development and results and to set objectives for the coming period.

Goed doordacht gebruik van thermische massa speelt een belangrijke rol bij ontwerp en ontwikkeling van duurzame en energie-efficiente gebouwen. Doordat alle gebouwen in de toekomst energieneutraal gebouwd gaan worden, zal het belang van thermisch comfort alleen nog maar toe gaan nemen. Kleine temperatuurschommelingen en een laag risico op oververhitting in gebouwen worden als positieve eigenschappen beschouwd met betrekking tot thermisch comfort. Thermische massa kan hierbij helpen, maar kan in sommige situaties ook leiden tot lage binnentemperaturen en hoger energieverbruik. Het meest geschikte type constructie voor een gebouw is afhankelijk van veel factoren. In de meeste gevallen moet er een compromis gesloten worden tussen het gedrag tijdens opwarmperiodes en het risico op oververhitting. De uitdaging om hier een oplossing voor te bedenken heeft geleid tot de ontwikkeling van een nieuw materiaal, ultra-lichtgewicht beton (ULB).

Veilig en gezond werken is een aangelegenheid waarbij werkgevers, opdrachtgevers en uit-voerenden verantwoordelijkheid dragen. In veel sectoren in Nederland ligt de verantwoorde-lijkheid voor gezond en veilig werken bij meerdere actoren, en is er sprake van de zoge-naamde ketensamenwerking. Denk bijvoorbeeld aan complexe bouwprojecten of aan uitbe-steding in de thuiszorgsector. In 2015 riep toenmalig minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op om verantwoord opdrachtgeverschap in een ketenaanpak te stimuleren. In 2016 is een monitoronderzoek uitgevoerd door TNO om de stand van zaken rondom ver-antwoord opdrachtgeverschap te onderzoeken en aanknopingspunten voor stimulering te bie-den. De Directie Gezond en Veilig werken van het Ministerie SZW heeft sinds 2016 ook di-verse stimuleringsactiviteiten ondernomen. Zij wil na twee jaar een actualisering van de stand van zaken van verantwoord opdrachtgeverschap in Nederland. Daarom is in het najaar van 2018 opnieuw de monitor Verantwoord Opdrachtgeverschap uitgezet. Dit biedt de kans om mogelijke ontwikkelingen als gevolg van de stimuleringsmaatregelen en de economische groei in kaart brengen. Het betreft hier een omvangrijk onderzoek. Deze samenvatting bevat de belangrijkste resultaten op hoofdlijnen. Methode. Middels enquête-onderzoek is een representatieve steekproef van 2200 opdrachtnemers in de sectoren chemie, metaal, bouw en thuiszorg bevraagd. Deze sectoren zijn gekozen van-wege de hoge mate van uitbesteding. Nieuw in 2018 is een enquête-onderzoek onder 283 opdrachtgevers. Vanwege de kleine aantallen is het onderzoek onder opdrachtgevers niet representatief maar wel informatief. In de analyses zijn vergelijkingen gemaakt tussen de ant-woorden van opdrachtnemers in 2016 en in 2018, om ontwikkelingen te identificeren. Ook zijn de resultaten van opdrachtgevers en opdrachtnemers uitgesplitst naar sector, naar vestigings-grootteklasse en naar verschillen tussen vestigingen en zzp’ers. De resultaten van de monitor beantwoorden een hoofdvraag en drie deelvragen.

Veilig en gezond werken is een aangelegenheid waarbij werkgevers, opdrachtgevers en uit-voerenden verantwoordelijkheid dragen. In veel sectoren in Nederland ligt de verantwoorde-lijkheid voor gezond en veilig werken bij meerdere actoren, en is er sprake van de zoge-naamde ketensamenwerking. Denk bijvoorbeeld aan complexe bouwprojecten of aan uitbe-steding in de thuiszorgsector. In 2015 riep toenmalig minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op om verantwoord opdrachtgeverschap in een ketenaanpak te stimuleren. In 2016 is een monitoronderzoek uitgevoerd door TNO om de stand van zaken rondom ver-antwoord opdrachtgeverschap te onderzoeken en aanknopingspunten voor stimulering te bie-den. De Directie Gezond en Veilig werken van het Ministerie SZW heeft sinds 2016 ook di-verse stimuleringsactiviteiten ondernomen. Zij wil na twee jaar een actualisering van de stand van zaken van verantwoord opdrachtgeverschap in Nederland. Daarom is in het najaar van 2018 opnieuw de monitor Verantwoord Opdrachtgeverschap uitgezet. Dit biedt de kans om mogelijke ontwikkelingen als gevolg van de stimuleringsmaatregelen en de economische groei in kaart brengen. Het betreft hier een omvangrijk onderzoek. Deze samenvatting bevat de belangrijkste resultaten op hoofdlijnen. Methode. Middels enquête-onderzoek is een representatieve steekproef van 2200 opdrachtnemers in de sectoren chemie, metaal, bouw en thuiszorg bevraagd. Deze sectoren zijn gekozen van-wege de hoge mate van uitbesteding. Nieuw in 2018 is een enquête-onderzoek onder 283 opdrachtgevers. Vanwege de kleine aantallen is het onderzoek onder opdrachtgevers niet representatief maar wel informatief. In de analyses zijn vergelijkingen gemaakt tussen de ant-woorden van opdrachtnemers in 2016 en in 2018, om ontwikkelingen te identificeren. Ook zijn de resultaten van opdrachtgevers en opdrachtnemers uitgesplitst naar sector, naar vestigings-grootteklasse en naar verschillen tussen vestigingen en zzp’ers. De resultaten van de monitor beantwoorden een hoofdvraag en drie deelvragen.

Workshop 'Koppelkansen tussen versterken en verduurzamen'

Bouwbedrijven ondervinden veel logistieke problemen: zo worden materialen regelmatig niet in de juiste hoeveelheid of op het juiste moment geleverd. Hierdoor ontstaan vertragingen in het bouwproces, een lage productiviteit op de bouwplaats, onnodig veel afval en extra vervoersstromen. Bouw Informatie Modellen (BIM) kunnen bijdragen aan het verbeteren van het bouwproces, omdat afstemming van materialen, diensten en producten in één model (virtueel) kunnen worden vastgelegd en omdat de status van de werkelijke bouw in hetzelfde model kan worden geregistreerd.

Dit artikel behandelt ketensamenwerking en de vraag of dit containerbegrip wel tot structurele voordelen heeft geleid. Het stuk is grotendeels gebaseerd op het proefschrift ‘Work Floor Experiences of Supply Chain Partnering in the Dutch Housing Sector’.

Dit artikel behandelt ketensamenwerking en de vraag of dit containerbegrip wel tot structurele voordelen heeft geleid. Het stuk is grotendeels gebaseerd op het proefschrift ‘Work Floor Experiences of Supply Chain Partnering in the Dutch Housing Sector’.

Calibration Session, NoorderRuimte, Research Centre for Built Environment, Steering Group and Professors.

Presentatie ICI bij de voorjaarsronde van het College van Bestuur bij de School Instituut Facility Management SIFM

Als onderdeel van het krimpcafé werd een workshop georganiseerd onder de titel 'Waar wonen (hulpbehoevende) ouderen? Focuspunt was een casestudy in de gemeente Oldambt waarbij op grond van gemeentelijke data is gereconstrueerd waar 80+-ers in de gemeente wonen. Wat voor consequenties heeft dit voor beleid en uitvoering?

Technische mogelijkheden voor het verduurzamen van woningen in Kantens/Stitswerd en Loppersum

The 'Stichting Waardebehoud Onroerend Goed' (WOG) was a pilotproject (2012-2017) in order to test different options for communities, owners and housing corporations to deal with impoverished real estate.

During this workshop, the European project PROGETONE (https://www.progetone.eu/project/) was presented. With my colleagues we had the chance to display our testing premises and our research scope to the visitors of the workshop.

The Lower-Seine and Rouen Coastal Ports and their Relations with the Hinterlands in the Late Middle Ages. Study of medieval accounts and notary archive provides valuable information about the Lower-Seine and Rouen coastal ports and their relations with the hinterlands in the late Middle Ages, be it in a necessarily imperfect way. In Dieppe, fishing (mainly herring) created a core activity for the economy extending over northern regions like Flanders and England ; notwithstanding commerce encompassing the northern part of the French Kingdom relied upon land traffic. Paris was obviously a vital destination, with a direct impact on Rouen’s hinterland, more particularly its inland river traffic. The system of the French companies tightly bound the two cities at least until the middle of the 15th century. The Norman ports’ magnet on people can be illustrated by apprenticeship contracts in the Rouen district or by lists of new bourgeois in Dieppe. Other spheres of influence can be found in the income systems, a kind of credit or Verlagsystem, around iron activities/ industry ( ?). They too were geographically quite limited., La documentation comptable ou notariale nous permet de connaître, de manière malheureusement imparfaite, les zones d’influences économiques ou humaines des ports maritimes ou fluviaux de la Normandie orientale à la fin du Moyen Âge. Le port de Dieppe est ainsi à l’origine d’un commerce diversifié dans lequel les poissons, en particulier, le hareng, jouent un rôle dominant et qui s’étend sur des régions essentiellement nordiques comme la Flandre ou l’Angleterre, sauf pour le trafic terrestre qui touche toute la partie nord du royaume de France. Paris est évidemment une destination fondamentale et on retrouve ce phénomène pour l’hinterland de la ville de Rouen, en particulier pour le trafic fluvial. Le système des compagnies françaises liait étroitement les deux villes au moins jusqu’au milieu du XVe siècle. L’attraction des ports normands sur les hommes peut être connue grâce aux contrats d’apprentissage rouennais ou aux listes de nouveaux bourgeois dieppois. Elle se caractérise, sans surprise, par une prédominance des régions voisines sauf pour certaines professions spécialisées. D’autres formes de domination existaient aussi comme le système des rentes qui était une forme de crédit ou une sorte de Verlagsystem qui touchait en particulier les métiers du fer. Elles étaient, elles aussi, assez limitées géographiquement., De relaties van de kusthavens van de Neder-Seine en Rouen met hun achterland in de late middeleeuwen. De boekhoudkundige of notariële documentatie stelt ons in staat om een en ander (helaas onvolledig) te weten te komen over de economische of menselijke invloedsgebieden van de zee-of rivierhavens van oostelijk Normandië in de late middeleeuwen. De haven van Dieppe ligt aan de oorsprong van een gediversifieerde handel waarin vis, vooral haring, een dominante rol speelt, en die zich hoofdzaakelijk in noordelijke regio’s, zoals Vlaanderen of England, uitstrekt. Niettegenstaande leeft het gehele noordelijke deel van het Franse koninkrijk onder de invloed van het wegverkeer. Parijs is natuurlijk een belangrijke bestemming en dit fenomeen dringt door tot het achterland van de stad Rouen, in het bijzonder wat rivierverkeer betreft. Het systeem van de Franse companieën zorgde ervoor dat de twee steden, ten minste tot het midden van de 15de eeuw, nauw met elkaar verbonden waren. Men kan informatie over de aantrekkingskracht van de Normandische havens op de mens te weten komen dankzij de leercontracten in Rouen of de lijsten van nieuwe burgers in Dieppe. Niet te verwonderen dat het wordt gekenmerkt door een overwicht van de naburige regio’s met uitzondering van bepaalde gespecialiseerde beroepen. Andere vormen van overheersing ontstonden door het rentesysteem, een vorm van krediet-of Verlagsystem, dat vooral in de ijzerhandel in gebruik was. Geografisch waren die ook vrij beperkt., Lardin Philippe. Les relations des ports du littoral de la Basse-Seine et de Rouen avec leurs hinterlands à la fin du Moyen Âge. In: Revue belge de philologie et d'histoire, tome 94, fasc. 4, 2016. Histoire médiévale, moderne et contemporaine – Meddeleeuwse, Moderne en Hedendaagse Geschiedenis. pp. 959-971.

de nieuwe wet op de 10jarige aansprakeiljkheid van dienstverleners in de bouwsector wijzigt niet zozeer de aansprakelijkheid maar wel de verzekering van die aansprakelijkheid. Het seminarie maakt een analyse van die verzekering, de praktische gevolgen voor de actoren en een marktstudie

Gebouwen als kader van organiseren en ondernemen

Problems in modelling, analysis and damage assessment, and proposal of solutions

A round table discussion on Ergonomics and Design for All took place during an international meeting on ergonomics organized by the Dutch organization “Human Factors vereniging” in Amersfoort, NL in November 2016. This event was co-hosted by FEES-Federation of European Ergonomics Societies and CREE-Centre for Registration of European Ergonomists. The round table discussion consisted of various expert talks on different aspects of the Design for All concept ranging from applications in the built environment to the health care sector. The goal was to introduce the concept, provide an overview of European mandates and subsequent standardization approaches as well as delivering particular insights from research institutions. Both the speakers panel and the audience consisted of individuals from various countries. The international participation and the active discussion during the round table have shown that the work of the IEA TC Ergonomics in Design for All is seen as an important and valuable activity. The IEA international round table was a huge success. There is broad support for the aim of the TC to establish “Design for All” as a generally accepted and applied methodology in the process of designing for products, services and processes.

This is the slide illuminating the conference program with which the opening speech for the INDEX conference was held.