Beleidssamenvatting In 2006 introduceerde de Europese Unie in een aanbevelingsbrief sleutelcompetenties voor een leven lang leren (Europees Parlement en de Raad, 2006). Jongeren, zo staat te lezen in de aanbeveling, moeten op het einde van hun verplichte scholing sleutelcompetenties verwerven zodat ze toegerust zijn voor het volwassen leven, en in het bijzonder voor het beroepsleven. Bovendien moeten volwassenen op een continue basis blijven leren, nieuwe vaardigheden verwerven of bestaande vaardigheden actualiseren (European Parliament and the Council, 2006). Sleutelcompetenties omvatten cognitieve competenties zoals taalvaardigheid en digitale vaardigheden, maar ook diverse inter- en intrapersoonlijke competenties. Volgens een studie van de Europese Commissie hebben de meeste Europese landen vooruitgang geboekt met de integratie van deze sleutelcompetenties in nationale leerplannen (European Commission/EACEA/Eurydice, 2012), maar er is nog weinig bekend over het verwerven van sleutelcompetenties na de initiële schoolloopbaan. De reden waarom sleutelcompetenties zo belangrijk worden geacht is het feit dat ze generiek zijn en nuttig in verschillende soorten jobs. Als men beschikt over competenties die kunnen worden toegepast in verschillende jobs, dan kan men zich gemakkelijk aanpassen aan nieuwe werktaken en -omgevingen. Deze flexibiliteit is nuttig wanneer men vrijwillig of onvrijwillig van werk moet veranderen of wanneer men (nieuw) werk gaat zoeken. Onderzoek heeft inmiddels aangetoond dat niet alleen generieke competenties, maar ook beroepsgerichte competenties overdraagbaar kunnen zijn tussen verschillende werkomgevingen (cf. Europese Unie, 2011; Knipprath & De Rick, 2013; Nawakitphaitoon, 2014). In dit rapport richten we ons daarom op het verwerven van overdraagbare competenties die zowel generiek als beroepsgericht kunnen zijn. We kijken met name naar de verwerving van deze competenties door middel van formeel en non-formeel levenslang leren tijdens de vroege fase van het volwassen leven. Meer concreet stellen we de volgende onderzoeksvragen: 1. Welke jongvolwassenen participeren in (non-)formeel levenslang leren? 2. Welke jongvolwassenen verwerven overdraagbare competenties door participatie in (non-)formeel levenslang leren? 3. Hebben opleidingen die resulteren in de verwerving van overdraagbare competenties een positieve impact op loopbaansucces van jongvolwassenen? Op basis van kwantitatieve analyses van SONAR-data zijn we tot de volgende conclusies gekomen: 1. Terwijl jongvolwassenen met hoogopgeleide ouders zelf hoogopgeleid de arbeidsmarkt betreden, een gunstige positie op de arbeidsmarkt verwerven en vervolgens vaker dan andere jongvolwassenen kansen krijgen om opleidingen te volgen vanuit het werk, gaan vooral laagopgeleide jongvolwassenen deelnemen aan opleidingen buiten het werk, op eigen initiatief. Bovendien merken we op dat gebrek aan succes op de arbeidsmarkt jongeren ertoe aanzet om deel te nemen aan VDAB-cursussen, terwijl de sociale achtergrond of het hebben van hoogopgeleide ouders laagopgeleide volwassenen aanmoedigt om deel te nemen in opleidingen voorzien door andere organisaties dan de VDAB. 2. Met betrekking tot opleidingen buiten het kader van de job, zijn het vooral VDAB-cursussen die leiden tot het verwerven van competenties die overdraagbaar zijn naar (andere) werkomgevingen. Daarnaast zet werkloosheid jongvolwassenen aan om deel te nemen aan opleidingen die leiden tot het verwerven van overdraagbare competenties. Met betrekking tot opleidingen in het kader van de job stellen we vast dat (1) sociale achtergrond een belangrijke en directe invloed heeft op de verwerving van overdraagbare competenties via levenslang leren; (2) opleiding van jongvolwassenen geen eenduidige verklaring biedt voor de overdraagbaarheid; (3) een soepele overgang van school naar werk en de grootte van het bedrijf een significant positief effect hebben op de overdraagbaarheid van competenties, terwijl de publieke sector, een tijdelijke baan, en het nog maar net op de arbeidsmarkt zijn een negatief effect hebben; en (4) dat opleidingskenmerken, zoals een focus op generieke vaardigheden, het verwerven van een certificaat, betaald worden door de werknemer en georganiseerd worden door particuliere instellingen of de VDAB een positief effect hebben op de overdraagbaarheid. Wanneer deelname gebeurt op verzoek van de werkgever, leiden de opleidingen tot het verwerven van competenties die enkel bruikbaar zijn in de bevraagde job. 3. We hebben een positief effect van de verwerving van overdraagbare competenties op twee verschillende indicatoren voor loopbaansucces waargenomen. Competenties die door middel van opleidingen in het kader van het werk worden verworven maar overdraagbaar zijn naar andere jobs hebben een positief effect op zowel het nettoloon als op loopbaantevredenheid op de leeftijd van 29 jaar. Maar het effect is klein en statistisch niet significant wanneer we controleren voor job- en loopbaankenmerken. In tegenstelling tot de opleidingen in het kader van de job, hebben opleidingen buiten het kader van de job die leiden tot overdraagbare competenties een significant en direct effect op loopbaansucces, ook wanneer er gecontroleerd wordt voor andere variabelen. Deze opleidingen hebben een positief effect op het nettoloon, maar een negatief effect op loopbaantevredenheid. Het negatieve effect van deze leeractiviteiten op loopbaantevredenheid weerspiegelt waarschijnlijk het feit dat men vaak participeert in deze activiteiten (opleidingen van de VDAB en volwassenonderwijs) omdat men tijdens de initiële schoolloopbaan geen hoog onderwijsniveau bereikte en als gevolg daarvan minder succesvol was op de arbeidsmarkt. Wanneer deze respondenten dan worden gevraagd om terug te blikken op hun loopbaan, zullen ze waarschijnlijk minder tevreden zijn dan diegenen die vanaf het begin een gunstige positie op de arbeidsmarkt hadden. Door de focus te leggen in ons onderzoek op de overdraagbaarheid van verworven competenties en niet enkel op participatie aan levenslang leren hebben we nieuwe inzichten verkregen. Het feit dat laaggeschoolde jongvolwassenen met minder succes op de arbeidsmarkt relatief vaker opleidingen zullen gaan volgen buiten het kader van de job dan hooggeschoolde jongvolwassenen en dat deze opleidingen leiden tot het verwerven van overdraagbare competenties en vervolgens tot loopbaansucces is bemoedigend. Levenslang leren helpt dus, vooral wanneer ze leiden tot het verwerven van voor het werk bruikbare competenties. Wanneer we ons enkel op participatie in levenslang leren zouden concentreren (ongeacht de inhoud van dat leren), dan zouden we geen effect van levenslang leren vinden - zoals in Knipprath & De Rick (2012a). Bij opleidingen die gevolgd worden in het kader van het werk zien we een ander patroon van ongelijkheid optreden dat vooral ten goede komt aan kansrijke jongeren. Hoewel we geen direct positief effect hebben gevonden van het verwerven van overdraagbare competenties via opleidingen binnen het kader van de job op loopbaansucces, kunnen we toch stellen dat een zekere kloof dreigt te ontstaan in termen van overdraagbare competenties tussen diegenen die een minder gunstige overgang maken van school naar arbeidsmarkt en geen extra opleidingen volgen enerzijds, en diegenen die via hun opleiding en gunstige werkcondities opleidingskansen krijgen anderzijds. Indien men loopbaansucces wil bevorderen onder laagopgeleide jongvolwassenen, dan zal participatie aan opleidingen die in de eerste plaats leiden tot overdraagbare competenties gestimuleerd moeten worden. Maar onderzoek heeft ook aangetoond dat het volgen van opleidingen door werkloze jongeren moet samengaan met begeleiding bij het zoeken van werk (European Commission, 2010). Een aspect dat we hier inderdaad niet onderzocht hebben is de rol van loopbaanbegeleiding en meer nog het hebben van loopbaancompetenties om de eigen loopbaan te plannen en te managen. Loopbaancompetenties zouden in zekere mate samenhangen met generieke competenties. Het is niettemin relevant om na te gaan in welke mate loopbaancompetenties worden verworven, door wie, en wat de impact daarvan is op de loopbaan. Ondanks de focus op loopbaansucces en het verwerven van competenties die bruikbaar zijn in verschillende werkomgevingen, mogen we niet vergeten dat participeren aan levenslang leren niet alleen ten dienste hoeft te staan van het professionele leven. Zoals eerder door de Europese Commissie werd benadrukt, moet participeren aan levenslang leren ook in dienst staan van persoonlijke ontwikkeling, burgerschap en welzijn (Europese Commissie, 2001). nrpages: 38 status: published