1. Vrijetijdsbesteding in Vlaanderen. Deel 2
- Author
-
Van Mechelen, Frans, Claeys, Urbain, Van den Bosch, J, and Verhoeven, Jef
- Subjects
Sociology of leisure ,Flanders ,survey ,study ,television ,sport ,use of time ,labour - Abstract
In 1962 werd een representatieve steekproef van 1818 Vlamingen tussen 21 en 65 jaar ondervraagd over de besteding van hun vrije tijd. Dit was het eerste onderzoek over vrijetijdsbesteding in Vlaanderen van deze omvang. De sociologische probleemstelling neemt in deze studie twee vormen aan : hoe wordt de vrije tijd besteed en welke sociale categorieën houden zich bezig met de diverse vormen van vrijetijdsbesteding ? De brede opzet van het onderzoek beperkt de aandacht tot macro-variabelen. In de vorige bijdrage werd de betekenis van geslacht en geografisch milieu onderzocht. Dit gaf een aantal opmerkelijke verschillen. Dit rapport zal zich beperken tot drie onafhankelijke variabelen : de leeftijd, de socio-professionele categorieën en de genoten opleiding. „Bestaan er kenschetsende verschillen naar socio-professionele categorie ?" vormt een eerste vraag. De socio-professionele categorie vormt geen groep in de eigenlijke betekenis van het woord. Het is een sociale categorie, d.i. een geheel van mensen met bepaalde gelijke kenmerken. Hebben deze kenmerken een zodanige invloed op het gedrag van de mens gedurende zijn vrije tijd dat er verschillen ontstaan tussen de vrijetijdsbestedingspatronen der diverse socio-professionele categorieën ? De schoolse vorming is hoofdzakelijk op de latere beroepsuitoefening gericht. Dit is echter niet de enige invloed van de genoten opleiding. In welke mate worden de vrije tijd en de besteding ervan door het onderwijs bepaald ? Geven de diverse scholingen een verschillend „vermogen" en ,,zin" om zijn vrije tijd te besteden? Een laatste theoretisch probleem is de betekenis van de leeftijd als determinant der vrijetijdsbesteding. Langs louter speculatieve weg zou men het verschil in vrijetijdsbesteding tussen de actieve en de niet-actieve bevolking reeds kunnen bepalen. Hetzelfde zou men kunnen doen voor de nog-niet-actieven en de nietmeer-actieven, twee categorieën van de nietactieven. Hier wordt de vraag echter tot de actieve bevolking beperkt. nrpages: 154 status: published
- Published
- 1966