In deze studie wordt de prevalentie van infectie met HIV vastgesteld en inzicht gekregen in het risicogedrag van injecterende druggebruikers(IDs) in Arnhem. Er wordt nagegaan of er belangrijke verschillen zijn ten opzichte van eerdere metingen in 1995 en 1991/1992. Er worden subgroepen IDs onderscheiden met een verhoogd risico op HIV-infectie. Het risico wordt ingeschat op verdere verspreiding van HIV naar andere IDs, niet-injecterende druggebruikers en de rest van de algemene bevolking. Tussen 6 oktober en 22 november 1997 werd bij 130 IDs uit Arnhem een speekselmonster en een vragenlijst naar risicogedrag afgenomen. De deelnemers werden geworven via de methadonverstrekking (84%), een laagdrempelig dagcentrum voor druggebruikers (12%), een voorziening voor prostituees (2%) en via straatwerving (2%). Van de 127 IDs was een deelnemer HIV-positief (prevalentie 0.8%,95% betrouwbaarheidsinterval [BI] 0,0 - 4,3%). Deze prevalentie was niet significant verschillend van de metingen in 1995 (2,2%, 95% BI 0,6 - 5,5%) en 1991/1992 (2,2%, 95% BI 0,4-6,3%). Van de 81 actuele spuiters had 15% in de laatste zes maanden een gebruikte spuit of naald van een ander geleend, een forse daling in vergelijking met de 39% en 42% in de metingen van 1995, respectievelijk 1991/1992. Zestien procent had een spuit of naald uitgeleend, eveneens een daling in vergelijking met 1995 (30%) en 1991/1992 (36%). Spuitattributen (gebruikt watje, lepel, filter of spoelwater) werd door 51% gedeeld. Deelnemers zonder een vast adres waren een risicogroep voor het lenen van spuiten van anderen. Zesendertig procent van de IDs had in de laatste zes maanden een vaste seksuele partner gehad. Bij 57% hiervan was dat geen druggebruiker, bij 17% een niet- injecterende druggebruiker. In 96% van de vaste relaties werd niet altijd een condoom gebruikt (1995: 89%, 1991/1992 92%). Met losse partners en met klanten worden condooms meer gebruikt maar niet meer dan in 1995 en 1991/1992. Concluderend is de prevalentie van HIV onder IDs in Arnhem 1%, vergelijkbaar met het niveau in de metingen van 1995 en 1991/1992. Het lenen en uitlenen van gebruikte spuiten/naalden is in vergelijking met de vorige metingen aanzienlijk gedaald. Het niveau van seksueel gerelateerd risicogedrag is daarentegen gelijk gebleven. Door de lage prevalentie is het risico op verspreiding van HIV naar niet-IDs of de rest van de algemene bevolking laag.