1. De incidentie en de eerste symptomen van diabetes mellitus type 1 bij 0-14-jarigen in Nederland, 1996-1999 [The incidence and initial symptoms of diabetes mellitus type 1 in 0-14-year-olds in the Netherlands, 1996-1999]
- Author
-
Wouwe, J.P. van, Mattiazzo, G.F., El Mokadem, N., Reeser, H.M., and Hirasing, R.A.
- Subjects
Lethargy ,Risk ,Male ,Questionnaires ,National health service ,Adolescent ,Turkey ,Insulin dependent diabetes mellitus ,Somalia ,Glucose blood level ,Major clinical study ,Dutch Diabetes Association ,Dutch Pediatric Surveillance Unit ,Capture recapture method ,Sex Factors ,Risk Factors ,Humans ,Symptomatology ,Child ,Netherlands Antilles ,Demography ,Netherlands ,Mother ,Suriname ,Dehydration ,Incidence ,Juvenile diabetes mellitus ,Age Factors ,Infant, Newborn ,Infant ,Calculation ,Newborn ,Medical society ,Hospitalization ,Morocco ,Diabetes Mellitus, Type 1 ,Health ,Blood pH ,Child, Preschool ,Technique ,Female ,Ketonuria ,Sex ratio ,Age distribution ,Ethnology - Abstract
Doel. Nagaan van de incidentie en de kenmerken van diabetes mellitus (DM) type 1 in de periode 1996-1999 bij 0-14-jarigen en vergelijken met eerdere incidentiemetingen. Opzet. Beschrijvend onderzoek. Methode. Gegevens werden verzameld via meldingen door alle praktiserende kinderartsen aan het Nederlands Signaleringscentrum Kindergeneeskunde en een enquête onder leden van de Diabetes Vereniging Nederland. Via de vangst-hervangstmethode werd de incidentie berekend. Met de vragenlijsten werden kenmerken van de kinderen en hun ziekteverschijnselen nagegaan. Resultaten. De incidentie onder 0-14-jarigen steeg tot 18,6/ 100.000/jaar (95-BI: 17,7-19,4), terwijl die 11,1/100.000/jaar (10,5-11,7) was in 1978-1980. De stijging was het grootst onder 0-4-jarigen. DM type 1 werd gediagnosticeerd bij een gemiddelde leeftijd van 7,6 jaar (7,4-7,9) en in 1988-1990 bij 9,2 jaar (9,0-9,5). De jongens-meisjesratio steeg. Kinderen met moeders uit Suriname, Turkije en de Antillen hadden een lager risico en kinderen van Marokkaanse en Somalische moeders een hoger. Vergeleken met 1993-1994 hadden de kinderen bij diagnosestelling minder vaak een verminderd bewustzijn of tekenen van uitdroging, lagere gemiddelde serumglucose, betere bloed-pH en minder frequent ketonurie. Poliklinische behandeling nam toe. Over de periode 1993-1999 hadden kinderen van Marokkaanse moeders (n = 108) vergeleken met autochtone kinderen (n = 1825) vaker dehydratie, frequenter ketonurie en een lagere bloed-pH; zij waren ook langer opgenomen. Conclusie. De incidentie van DM type 1 was gestegen. Daarnaast manifesteerde de ziekte zich op jongere leeftijd. De klinische toestand bij het stellen van de diagnose evenwel was beter. De incidentie en de klinische presentatie verschilden onder kinderen van verschillende herkomst.
- Published
- 2004