Bijkerk CJ, de Wit NJ, Muris JWM, Whorwell PJ, Knottnerus JA, Hoes AW. Oplosbare of niet-oplosbare vezels: wat werkt beter bij het prikkelbaredarmsyndroom? Huisarts Wet 2010;53(4):195- 202. Dieetadvies is voor de huisarts een belangrijk instrument ter behandeling van het prikkelbaredarmsyndroom (PDS). De meeste huisartsen adviseren een vezelrijk dieet, eventueel aangevuld met bulkvormende psylliumvezels. Of deze behandelingen werkelijk effectief zijn, is echter onduidelijk. Wij vergeleken in een gerandomiseerd placebogecontroleerd onderzoek in de huisartsenpraktijk het effect van oplosbare vezels (psyllium) met dat van niet-oplosbare vezels (tarwezemelen) bij patienten met PDS. Wij wezen in totaal 275 huisartsenpatienten met PDS toe aan drie onderzoeksgroepen: 85 patienten kregen drie maanden lang dagelijks 10 g psyllium, 97 patienten gebruikten dagelijks 10 g tarwezemelen en de 93 patienten in de placebogroep gebruikten rijstebloem. Onze primaire uitkomstmaat wasadequate relief: algemene vermindering van buikpijn of ongemak in ten minste twee van de afgelopen vier weken. Secundaire uitkomstmaten waren ernst van de PDS-symptomen, ernst van de buikpijn en kwaliteit van leven. We analyseerden deze effecten na een maand, op basis van hetintention-to-treatprincipe, en ook na twee en drie maanden om de resultaten op langere termijn te kunnen beoordelen. Op de tussentijds uitgevallen patienten voerden wij eenworst-case analyse uit. Op ons primaire eindpunt,adequate relief, bleek psyllium – in tegenstelling tot tarwezemelen – effectiever dan placebo. Het percentage patienten bij wie buikpijn of ongemak in algemene zin afnam, was na een maand behandeling 57% in de psylliumgroep versus 35% in de placebogroep (relatief risico (RR) 1,60; 95%-betrouwbaarheidsinterval (95%-BI) 1,13-2,26). Na twee maanden was dit 59% versus 41% (RR 1,44; 95%-BI 1,02-2,06) en na drie maanden 46% versus 32% (RR 1,36; 95%-BI 0,90-2,04). Dit laatste verschil was niet langer statistisch significant. Tarwezemelen waren na drie maanden effectiever dan placebo, met een percentage van 32% versus 19% (RR 1,70; 95%-BI 1,12-2,57), maar dit verschil bleek niet langer statistisch significant als men de uitvallers meerekent (RR 1,45; 95%-BI 0,79-2,16). Psyllium verlichtte ook de ernst van de PDS-symptomen na drie maanden het best: gemiddeld 90 punten versus 49 in de placebogroep (p = 0,03) en 58 in de tarwezemelengroep (p = 0,61 versus placebo). Op de andere twee secundaire uitkomstmaten (buikpijn en kwaliteit van leven) vonden wij geen verschillen. In de psylliumgroep voltooiden 54 (64%) patienten, in de tarwezemelengroep 54 (56%) patienten en in de placebogroep 56 (60%) patienten de behandeling. De tarwezemelengroep telde de meeste uitvallers, veelal omdat de PDS-symptomen verergerden. In de huisartsenpraktijk is psyllium een bruikbaar middel tegen PDS, maar met het voorschijven van tarwezemelen moet men terughoudend zijn.