Search

The guideline 'imaging with ionizing radiation' provides information about the risks when using ionizing radiation and the communication thereabout. Because most radiological investigations are performed at one time, the chance of adverse effects, is small, even in children and pregnant women. In case of complex or multiple investigations, the medical physicist can be consulted to estimate the risks. The working group recommends using population diagrams when discussing possible risks. The working group recommends giving patients/caregivers room to express their concerns and questions. The working group advices using supporting material. The working group advocates the development of nationally uniform information material. If the patient/caregiver still has concerns, the working group recommends calling in experts such as radiologists, medical physicists, and radiographers.

Dit rapport heeft als doel het opstellen van een generieke verdiepende risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) van toepassingen van magnetic resonance imaging (MRI) ten behoeve van de volksgezondheid in algemene ziekenhuizen en universitair medische centra. Aanleiding voor deze RI&E is een wijziging van het arbeidsomstandighedenbesluit, een uitwerking van Europese richtlijn 2013/35/EG, in juli 2016. Voor de opzet van de RI&E is gekeken naar specifieke risico’s van werken met MRI, vergelijkbaar met de huidige arbocatalogus MRI van de NFU. Elektromagnetische velden (EMV) vormen de directe aanleiding voor deze RI&E. Teneinde de aanwezigheid van EMV bij toepassing van MRI toe te lichten, zijn de basisprincipes van MRI kort uitgelegd. Hieruit is ook de verdeling van EMV over de werkruimtes en de relatie van EMV tot de actieniveaus en grenswaarden bepaald. Voor de verschillende groepen werknemers die met MRI werken is, ten gevolge van grote inter-subject variatie, in globale termen een bepaling van het niveau van blootstelling aan EMV gemaakt, met een inschatting van frequentie en duur ervan. De (indirecte) effecten van EMV op de gezondheid zijn beschreven. Daarnaast zijn ook de risico’s van projectielwerking van ferromagnetische voorwerpen, geluid, werken met cryogene vloeistoffen en ethische risico’s benoemd. Voor al deze risico’s worden beheersmaatregelen beschreven, waarmee het gewenste beschermingsniveau voor medewerkers bereikt kan worden. Deze beheersmaatregelen worden gepresenteerd per risico en zijn geordend volgens de RI&E systematiek: afscherming van de bron, collectieve maatregelen, individuele maatregelen en persoonlijke bescherming. Voor kwetsbare werknemers, zijnde medewerkers met implantaten en zwangere medewerkers, worden specifieke beheersmaatregelen benoemd. Een voorbeeld hiervan is screening van medewerkers op contra-indicaties vóór betreding van de gecontroleerde zone. Een zwangere werknemer mag de gecontroleerde ruimte van een MRI scanner alleen betreden als er op dat moment niet gescand wordt, uitzonderingen op deze regel is mogelijk in overleg met de MR veiligheidsdeskundige. Dit beleid is gebaseerd op voorzorg, niet op bewezen schadelijkheid. Om als instelling rond MRI een veilige werksituatie te handhaven voor zowel medewerkers als patiënten is het van belang om te zorgen dat helder is wie verantwoordelijk is voor beleidsvorming en voor uitvoering ervan op de werkvloer, en dat lokaal expertise aanwezig is. Vanwege noodzakelijke gespecialiseerde kennis is het wenselijk om in lijn met het standpunt van de Europese federatie van organisaties van klinische fysica (EFOMP) hiertoe specifieke MR functionarissen te benoemen: een toezichthoudend medewerker MR veiligheid (MR safety officer) en een MR veiligheidsdeskundige (MR safety expert). Voor deze functionarissen worden taken beschreven en vereisten op gebied van kennis en opleiding benoemd. Door het aanstellen van deze functionarissen wordt de in de Arbowet vereiste toegang tot een deskundige die kan bijstaan bij het uitvoeren van de RI&E en het plan van aanpak gerealiseerd. Tenslotte is beschreven hoe de omstandigheden de overschrijding van grenswaarden uit het Arbobesluit EMV rechtvaardigen voor medewerkers bij de MRI. Hiervoor worden, voor de verschillende grenswaarden, de procedures benoemd waarbij er risico bestaat dat deze grenswaarden overschreden worden. Deze procedures komen af en toe voor, en vormen slechts een fractie van de MRI-gerelateerde werkzaamheden die medewerkers uitvoeren. Deze verdiepende RI&E laat zien dat overschrijdingen van de grenswaarden bij gebruik van MRI beperkt zijn en dat de risico’s voor medewerkers met de beschreven beheersmaatregelen zodanig zijn dat de werknemers bij gebruik van MRI goed beschermd zijn. Deze RI&E kan de basis vormen voor een beleidsdocument voor afdelingen, arbodiensten en medezeggenschapsraden van ziekenhuizen waar met MRI wordt gewerkt. Ook kan het de basis vormen voor een update van de huidige arbocatalogus MRI van de NFU en aanpassing van de arbocatalogus niet-ioniserende straling van de NVZ.

Dit rapport heeft als doel het opstellen van een generieke verdiepende risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) van toepassingen van magnetic resonance imaging (MRI) ten behoeve van de volksgezondheid in algemene ziekenhuizen en universitair medische centra. Aanleiding voor deze RI&E is een wijziging van het arbeidsomstandighedenbesluit, een uitwerking van Europese richtlijn 2013/35/EG, in juli 2016. Voor de opzet van de RI&E is gekeken naar specifieke risico’s van werken met MRI, vergelijkbaar met de huidige arbocatalogus MRI van de NFU. Elektromagnetische velden (EMV) vormen de directe aanleiding voor deze RI&E. Teneinde de aanwezigheid van EMV bij toepassing van MRI toe te lichten, zijn de basisprincipes van MRI kort uitgelegd. Hieruit is ook de verdeling van EMV over de werkruimtes en de relatie van EMV tot de actieniveaus en grenswaarden bepaald. Voor de verschillende groepen werknemers die met MRI werken is, ten gevolge van grote inter-subject variatie, in globale termen een bepaling van het niveau van blootstelling aan EMV gemaakt, met een inschatting van frequentie en duur ervan. De (indirecte) effecten van EMV op de gezondheid zijn beschreven. Daarnaast zijn ook de risico’s van projectielwerking van ferromagnetische voorwerpen, geluid, werken met cryogene vloeistoffen en ethische risico’s benoemd. Voor al deze risico’s worden beheersmaatregelen beschreven, waarmee het gewenste beschermingsniveau voor medewerkers bereikt kan worden. Deze beheersmaatregelen worden gepresenteerd per risico en zijn geordend volgens de RI&E systematiek: afscherming van de bron, collectieve maatregelen, individuele maatregelen en persoonlijke bescherming. Voor kwetsbare werknemers, zijnde medewerkers met implantaten en zwangere medewerkers, worden specifieke beheersmaatregelen benoemd. Een voorbeeld hiervan is screening van medewerkers op contra-indicaties vóór betreding van de gecontroleerde zone. Een zwangere werknemer mag de gecontroleerde ruimte van een MRI scanner alleen betreden als er op dat moment niet gescand wordt, uitzonderingen op deze regel is mogelijk in overleg met de MR veiligheidsdeskundige. Dit beleid is gebaseerd op voorzorg, niet op bewezen schadelijkheid. Om als instelling rond MRI een veilige werksituatie te handhaven voor zowel medewerkers als patiënten is het van belang om te zorgen dat helder is wie verantwoordelijk is voor beleidsvorming en voor uitvoering ervan op de werkvloer, en dat lokaal expertise aanwezig is. Vanwege noodzakelijke gespecialiseerde kennis is het wenselijk om in lijn met het standpunt van de Europese federatie van organisaties van klinische fysica (EFOMP) hiertoe specifieke MR functionarissen te benoemen: een toezichthoudend medewerker MR veiligheid (MR safety officer) en een MR veiligheidsdeskundige (MR safety expert). Voor deze functionarissen worden taken beschreven en vereisten op gebied van kennis en opleiding benoemd. Door het aanstellen van deze functionarissen wordt de in de Arbowet vereiste toegang tot een deskundige die kan bijstaan bij het uitvoeren van de RI&E en het plan van aanpak gerealiseerd. Tenslotte is beschreven hoe de omstandigheden de overschrijding van grenswaarden uit het Arbobesluit EMV rechtvaardigen voor medewerkers bij de MRI. Hiervoor worden, voor de verschillende grenswaarden, de procedures benoemd waarbij er risico bestaat dat deze grenswaarden overschreden worden. Deze procedures komen af en toe voor, en vormen slechts een fractie van de MRI-gerelateerde werkzaamheden die medewerkers uitvoeren. Deze verdiepende RI&E laat zien dat overschrijdingen van de grenswaarden bij gebruik van MRI beperkt zijn en dat de risico’s voor medewerkers met de beschreven beheersmaatregelen zodanig zijn dat de werknemers bij gebruik van MRI goed beschermd zijn. Deze RI&E kan de basis vormen voor een beleidsdocument voor afdelingen, arbodiensten en medezeggenschapsraden van ziekenhuizen waar met MRI wordt gewerkt. Ook kan het de basis vormen voor een update van de huidige arbocatalogus MRI van de NFU en aanpassing van de arbocatalogus niet-ioniserende straling van de NVZ.

Purpose: To evaluate dual energy based methods for bone removal in computed tomography angiography (CTA) images and compare these with single energy based methods that use an additional, nonenhanced, CT scan. Methods: Four different bone removal methods were applied to CT scans of an anthropomorphic thorax phantom, acquired with a second generation dual source CT scanner. The methods differed by the way information on the presence of bone was obtained (either by using an additional, nonenhanced scan or by scanning with two tube voltages at the same time) and by the way the bone was removed from the CTA images (either by masking or subtracting the bone). The phantom contained parts which mimic vessels of various diameters in direct contact with bone. Both a quantitative and qualitative analysis of image quality after bone removal was performed. Image quality was quantified by the contrast-to-noise ratio (CNR) normalized to the square root of the dose (CNRD). At locations where vessels touch bone, the quality of the bone removal and the vessel preservation were visually assessed. The dual energy based methods were assessed with and without the addition of a 0.4 mm tin filter to the high voltage x-ray tube filtration. For each bone removal method, the dose required to obtain a certain CNR after bone removal was compared with the dose of a reference scan with the same CNR but without automated bone removal. The CNRD value of the reference scan was maximized by choosing the lowest tube voltage available. Results: All methods removed the bone completely. CNRD values were higher for the masking based methods than for the subtraction based methods. Single energy based methods had a higher CNRD value than the corresponding dual energy based methods. For the subtraction based dual energy method, tin filtration improved the CNRD value with approximately 50%. For the masking based dual energy method, it was easier to differentiate between iodine and bone when tin filtration was applied. The CNRD value decreased only with 4% in that case. Compared to the dual scan based methods, the dual energy based methods had the advantage that only a single scan was made without the need of image registration. This might be easier to implement in clinical practice. Vessel preservation was better with bone subtraction than with bone masking. Smaller vessels were completely occluded by the bone mask. None of the bone removal methods was dose neutral. Conclusions: In general, dual scan based methods that use the lowest tube voltage available, have a higher CNR than the dual energy based approaches at the same dose level. Tin filtration improves the ability to differentiate between iodine and bone for the dual energy based masking method. In clinical practice, the advantages of the dual energy masking method might outweigh its disadvantage of a slightly higher dose penalty compared to the conventional dual scan masking method. (C) 2011 American Association of Physicists in Medicine. [DOI: 10.1118/1.3651475]

Summary: Matched mask bone elimination (MMBE) is a technique for the automatic removal of bone pixels from CT angiography data sets. We describe the use of this technique in two patients with the clinical suspicion of dural sinus thrombosis. We conclude that multisection CT venography with MMBE is a useful adjunct for the visualization of the intracranial venous circulation by removing bone from the image. In contrast to techniques described previously, MMBE is fully automated and operator independent.

In maximum intensity projection (MIP) images of CT angiography (CTA) scans, the arteries are often obscured by bone. A bone removal method is presented that uses an additional, nonenhanced scan to create a mask of the bone by thresholding and dilation. After registration of the CTA scan and the additional scan, the bone in the CTA scan is masked. As the cervical area contains bones that can move with respect to each other, these bones are separated first using a watershed algorithm, and then registered individually. A phantom study was performed to evaluate and quantify the tradeoff between the removal of the bone and the preservation of the arteries contiguous to the bone. The influence of algorithm parameters and scan parameters was studied. The method was clinically evaluated with data sets of 35 patients. Best results were obtained with a threshold of 150 HU and a dilation of 8 in-plane voxels and two out-of-plane voxels. The mean width of the soft tissue layer, which is also masked, was approximately 1 mm. The mAs value of the nonenhanced scan could be reduced from 250 mAs to 65 mAs without a loss of quality. In 32 cases the bones were registered correctly and removed completely. In three cases the bone separation was not completely successful, and consequently the bone was not completely removed. The piecewise matched mask bone elimination method proved to be able to obtain MIP images of the cervical arteries free from overprojecting bone in a fully automatic way and with only a slight increase of radiation dose

In multi-slice spiral computed tomography (CT) images interpolation artifacts are present. The relationship between the x-ray tube rotation angle and these artifacts is demonstrated. A head phantom was repeatedly scanned with a four-slice CT scanner at different pitch values. Two scans, made with identical scan parameters, nearly always have different x-ray tube starting angles. Consequently, artifacts appeared differently and residual artifacts appeared when subtractions were made. We conclude that only if the x-ray tube starting angle is equal for both scans or if a very low pitch is used, images are highly reproducible. (C) 2004 American Association of Physicists in Medicine

This thesis covers image analysis of bronchiectasis and treatment with inhalation antibiotics.

Optimization of a computed tomography (CT) exam can be challenging, as there is a wide variety in patient characteristics, continuously emerging technologies and the increase of the number of interrelated acquisition and reconstruction parameters to be adjusted. Fortunately, optimization can be achieved with a “knowledgeable” CT scanner by deploying smart technologies and by merging of knowledge obtained by man and machine