De relatie tussen China en Europa heeft in de voorbije twee decennia voortdurend aan impact gewonnen. Ze is ook meer omvattend geworden en behelst naast handel steeds meer politieke, sociale en culturele aspecten. De interdependentie tussen de twee partijen is gestaag toegenomen en sinds 2003 erkennen China en de EU elkaar als strategische partners. Toch zijn de twee partners er vooralsnog niet in geslaagd om een strategische dimensie van enige betekenis aan hun relatie toe te voegen. De samenwerking tussen de twee partijen wordt moeilijker naarmate de randvoorwaarden van hun relatie verschuiven. China's opkomst en groeiende armslag hebben niet alleen een invloed op de positie van Europa in de wereldwijde verdeling van macht, ze vormen ook een uitdaging voor de Europese identiteit. China en Europa verschillen zeer sterk van elkaar op het vlak van cultuur, geschiedenis, economie, politiek systeem en stadium van ontwikkeling. Bovendien zien China en de EU zich geconfronteerd met groeiende wrijvingen in hun economische en handelsbetrekkingen. Beide partijen staan onderdruk om hun relatie opnieuw bekijken. Zij moeten elk voor zich uitmaken welke belangen zij beschouwen als de drijvende krachten voor samenwerking en moeten vervolgens overeenstemming bereiken over die belangen waarop zij de pijlers van een werkelijk strategisch partnerschap willen bouwen. Daarbij is het zaak om de uiteenlopende percepties van fundamentele waarden te overstijgen en een pragmatische consensus te bereiken over hoe complementaire en wederzijds ondersteunende beleidslijnen kunnen worden uitgestippeld. Voor de EU bestaat de uitdaging er in orde op zaken te stellen. Als Europa constructief en op effectieve wijze met China wil omgaan, zal het zich zelf eerst collectief moeten engageren. Voor Peking is het tijd om te articuleren hoe het zijn rol ziet in de mondiale bestuursstructuren en op welke wijze het zijn relatie met Europa wenst uit te bouwen. De bijdragen aan het onderhavige themanummer doen verslag van empirisch onderzoek van eigen bodem dat toelaat een aantal cruciale aspecten van de relatie tussen de EU en China meer genuanceerd in the schatten. Thijs Van de Graaf onderzoekt in zijn artikel de EU-China relaties met betrekking tot de twee belangrijkste hernieuwbare energiesectoren: wind- en zonne-energie. Hij komt tot de vaststelling dat, hoewel er bronnen voor handelsgeschillen in beide sectoren zijn geweest, handelsfricties het meest zijn voorgekomen in de zonne-energiesector. De reden is een dubbel onevenwicht tussen de productie en installatie van zonnepanelen, zowel geografisch (China produceert het grootste deel van zijn zonnepanelen vrijwel uitsluitend voor de export) en numeriek (structurele overcapaciteit). Toch is het beeld van een zero-sum bilaterale handel oorlog over zonnepanelen overdreven want er zijn zowel voor- als tegenstanders van de handelsbeschermingsmaatregelen in China en de EU. De studie stelt verder dat het zonnegeschil een onderdeel is van een wereldwijde golf van handelsfricties in de schone energiesector en het verkent wegen om het probleem op te lossen door middel van onderhandelingen over een multilaterale overeenkomst inzake milieugoederen en-diensten. Sara Hoeymissen, gaat in haar artikel dieper in op China's visie en zijn rol bij de beheersing van complexe interne conflicten. Complexe interne conflicten en de ernstige humanitaire gevolgen die ze vaak hebben, behoren in principe tot de interne aangelegenheden van de soevereine staat waar ze plaatsvinden. Sinds de jaren '90 speelt de internationale gemeenschap echter een steeds grotere rol in de beheersing van dergelijke conflicten. Wat voor een partner kunnen de Europese Unie en haar bondgenoten op dit vlak vinden in China? Vanuit het perspectief van identiteit en rolconcepties belicht dit artikel het Chinese debat rond het principe van niet-inmenging in interne aangelegenheden. Deze decennialange hoeksteen van het Chinese buitenlands beleid staat ter discussie. Het artikel onderzoekt de veranderende zelfbeelden die leiden tot de zoektocht naar een nieuwerol voor China maar wijst anderzijds op de voortdurende invloed van oudere identiteiten. De empirische focus ligt op Afrika, met voorbeelden uit het Chinese beleid ten aanzien van recente Afrikaanse complexe crisissen. Duncan Freeman's bijdrage biedt een grondige analyse van China's uitgaande investeringen. De uitgaande investeringspolitiek van China trekt niet enkel de aandacht omwille van beleidsredenen, maar ze wordt ook besproken in het academisch debat over de rol van bronland-specifieke instituties in de buitenlandse investering. Formele instituties, onder de vorm van regeringsbeleid en voorschriften, zijn altijd van kapitaal belang geweest voor China's uitgaande investeringen. Duncan Freeman maakt een gedetailleerde analyse van Chinese beleids- en reglementeringsdocumenten die de motivaties, inhoud en gevolgen van de investeringspolitiek aangeven. Hij beargumenteert dat de investeringspolitiek gedetermineerd wordt door complexe en evoluerende factoren, en dat onderdelen van het beleid soms niet coherent zijn, maar onderling conflicteren. Bovendien stelt hij dat het beleid veelvuldige onbedoelde gevolgen voortbrengt en dat de ondernemingen, waaronder ook die in staatseigendom, proberen om onder de beperkingen van het regeringsbeleid en de voorschriften uit te komen. De verhouding tussen de Chinese instituties en het ondernemingsgedrag is dus complex en kan niet eenduidig gekarakteriseerd worden als een beperking of een bevordering van de uitgaande investeringen.